Whisky, vanaf het begin.

500 - Eerste vernoeming

Whisky bestaat voor minimaal 40% uit ethanol, oftewel alcohol. Dit wordt verkregen door het distilleren van een met granen gemaakt bier. Het distilleren van alcohol is een duizenden jaren oude techniek die zeker al honderden jaren voor het begin van onze jaartelling werd gebruikt in de streken rondom de rivieren Eufraat en Tigris in het Midden-Oosten. Het huidige Iran, Irak en Syrië. Het moderne woord voor alcohol stamt uit het Arabisch wat daar werd gesproken. Het woord ‘alcohol’ komt van het Arabische ‘al-kohl’ (Arabisch: ). لحكلاLetterlijk betekent het (al) ‘de’ (kohl) ‘geest’. Rond de 6e eeuw na Christus werd de techniek van het distilleren door monniken vanuit het Midden-Oosten meegenomen naar West-Europa. Het distilleren van alcohol werd door monniken in het begin waarschijnlijk vooral gebruikt om medicijnen en parfums te maken. De legende gaat dat St. Patrick degene was die in de 5e eeuw na Christus het distilleren mee heeft genomen naar Ierland. De geheimen van het distilleren reisden vervolgens mee naar Schotland met de Dalriadische (Keltische) Schotten toen zij aankwamen op het schiereiland Kintyre aan de westkust van Schotland.

1494 - Eerste vernoeming in Schotland

De eerste schriftelijke vermelding van whisky stamt uit 1494. De vermelding staat in de administratieve boeken van de Schotse koning James IV (1488-1513). Daar staat een order in voor "Eight bolls of malt to Friar John Cor wherewith to make aqua vitae". Met andere woorden: deze koning had het levenswater ontdekt en blijkbaar vond hij het best lekker. Berekeningen laten zien dat met deze hoeveelheid mout ongeveer 3000 liter distillaat kon worden gemaakt.

1505 - Het Gilde van de Barbiers

Van Koning James IV is verder gedocumenteerd dat hij hield van ‘ardent spirits’, oftewel ‘vurige gedistilleerde dranken’. Hij ging in 1506 naar Dundee, waar hij de lokale barbier betaalde voor een levering van “a supply of aqua vitae for the king’s pleasure”. Van die barbiers was bekend dat ze heftige drankjes konden maken. Maar ze hielden er ook andere praktijken op na. In 1505 was een gilde van ‘Chirurgische barbiers’ actief in Edinburgh. Zij controleerden op dat moment de distillatie van aqua vitae. Erg praktisch want je kon een borrel halen, je haar laten knippen en je aan verschillende aandoeningen laten behandelen op één plek. Eenvoudige distillatieapparatuur en de onvoldoende kennis betekende dat de geproduceerde distillaten erg veranderlijk (en soms verraderlijk) van kwaliteit waren en soms ook van een gevaarlijk hoge sterkte. De neergang van de kloosters in Schotland, door de verspreiding van het protestantisme en het verbieden van kloosters na het oprichten van de Anglicaanse kerk (bekend als the dissolution of the monasteries), betekende dat monniken niet meer in kloosters bij elkaar konden leven. Ze mengden zich onder de bevolking. Hun kennis en kunde van distilleren droegen ze over aan de bevolking en zo verspreidde zich die kennis.

1644 - Accijnzen en Belastingen

Er ontstond in de 17e eeuw een levendige ‘industrie’ van distillerende boeren die langzaam maar zeker de aandacht begonnen te trekken van het Schotse parlement. Belastingen deden hun intrede. De Schotten zelf hebben namelijk de eerste belastingen op gedistilleerde drank ingevoerd. De eerste van vele! Er werd belasting geheven op mout en op de gedistilleerde drank die je er in het midden van de 17e eeuw (rond 1644) van kon maken. Bij het samengaan van Schotland met de rest van het Verenigd Koninkrijk, door de Act of Union in 1707, hadden de Engelsen zich tot doel gesteld de rebelse Schotse clans te temmen. Ze gebruikten daarvoor onder andere de belastingen op gedistilleerde drank. Die werden steeds hoger en de distilleerders werden min of meer gedwongen tot een strijd tegen belastingambtenaren uit die tijd. Deze belastingambtenaren werden in het Engels ‘excisemen’ of ‘gaugers’ genoemd, naar het meten ‘gauging’ van de hoeveelheden alcohol. Ze waren in die tijd de vijand in een natie die in strijd was met een grotere buurman die hen beheerste. Illegaal stoken en smokkel waren nog anderhalve eeuw gemeengoed in Schotland. De meeste distilleerderijen waren in die tijd een goed bewaard geheim. Grappig om te vermelden is dat de kerkelijke wortels van de distilleerkunst ook weer naar voren kwamen. Soms werd in kerken illegaal gestookte whisky bewaard en smokkel vond zelfs plaats in doodskisten.

1823 - The Excise Act

Illegale ketels waren verborgen in grotten en valleien en smokkelaars hadden zeer geavanceerde manieren ontwikkeld om elkaar vanaf heuveltoppen te waarschuwen voor naderende belastingambtenaren. Een indruk hoe groot deze illegale industrie was, geven de volgende cijfers: Rond 1820 werden er jaarlijks in Schotland zo’n 14.000 illegale ketels ontmanteld en meer dan de helft van alle geconsumeerde whisky was afkomstig van de zwarte markt. Pas toen in 1823 de hertog van Gordon een nieuwe belastingwet bedacht, kwam er een ommezwaai. De man had op zijn land een aantal van de beste, maar illegale, distilleerderijen en bedacht een wet waardoor het ze gemakkelijk werd gemaakt om legaal whisky te gaan produceren. Door het belastingstelsel zo te reorganiseren dat het winstgevend was voor de distillateurs én de overheid, kwam langzaamaan een eind aan de illegaliteit en smokkel. De in 1823 aangenomen Excise Act regelde dat distillateurs voor een vergoeding van £10 een vergunning of ‘licence’ konden krijgen en vervolgens een vooraf bepaald bedrag moesten betalen per hoeveelheid alcohol. Ook werd er een minimum legale ketelgrootte geïntroduceerd van 40 gallon, oftewel 181,8 liter. Deze was minder goed verplaatsbaar en dus beter controleerbaar

1830 - Nieuwe distilleerketels

Er zijn een aantal ontwikkelingen in de geschiedenis van whisky die heel veel hebben bijgedragen aan het latere wereldwijde succes van de drank. De eerste ontwikkeling is die van de introductie van de Patent of Coffey still en blending. Dewhisky die in de 18e eeuw werd gedronken was malt whisky. Maar in 1831 werd door Aeneas Coffey (een belastingambtenaar) een verfijning bedacht op de eerder in 1826 door Robert Stein uitgevonden Patent- of continu distilleerkolom. Deze werd daardoor veel efficiënter en beter bruikbaar en werd snel populair. Met deze nieuwe distilleerapparatuur kon in een continu proces worden gedistilleerd en kon een veel zuiverder distillaat worden gemaakt dat ook veel constanter van kwaliteit was. Het daarmee geproduceerde distillaat had een minder intens karakter dan het met distilleerketels gemaakte distillaat. Bovendien werd het gemaakt met meer verschillende soorten granen dan alleen met gerst. Het hierdoor ontstane product heet grain whisky. Men kwam erachter dat men door deze lichtere graan whisky te mengen met verschillende robuustere malt whisky’s een product kon maken dat meer mensen aansprak dan met de tot dan toe gemaakte malt whisky’s het geval was. Het mengen, of blenden, van whisky was ontstaan en dat product kennen we tot op de dag van vandaag als ‘blended whisky’. Als uitvinder van dit proces wordt meestal Andrew Usher genoemd. Hij was in elk geval één van de eersten en deed dat rond 1860 vanuit zijn zaak in Edinburgh

1860-1880 - Druifluis

Een andere ontwikkeling die de populariteit van whisky erg heeft geholpen is de plaag van een insect. De Phylloxera kever of Druifluis richtte in de 19e eeuw een ravage aan op het Franse platteland door bijna alle wijngaarden volledig te vernietigen. De plaag, die begon in 1860, bereikte rond 1879 de Charentes. De streek in Frankrijk waar cognac wordt geproduceerd. In de jaren erna werden cognac en andere wijndistillaten erg schaars. Welgestelde Engelsen gingen bij gebrek aan cognac op zoek naar een alternatief en kwamen bij whisky uit. De Schotse whisky producenten speelden hier handig op in en zorgden er effectief voor dat whisky cognac verving als populairste gedistilleerde drank.

1920-1933 - Drooglegging

De drooglegging ‘Prohibition’ van 1920 – 1933 in de Verenigde Staten moet ook worden genoemd als factor in het succes van Scotch whisky. Hoewel de Schotse industrie ook veel last heeft gehad van de drooglegging, omdat de export van whisky naar de Verenigde Staten aanvankelijk instortte, heeft het uiteindelijk bijgedragen aan het succes van Scotch. Er kwam een levendige smokkel en zwarte handel op gang richting de Verenigde Staten vanuit Schotland. Daarnaast werd whisky vaak voor ‘medicinale doeleinden’ voorgeschreven door artsen uit die tijd. Hierdoor konden sommige Schotse producenten hun producten, hoewel beperkt, blijven leveren. Eén van de bekendere producenten die dit mocht blijven doen is Laphroaig. Omdat de gesmokkelde whisky vanuit Schotland vaak vele malen beter was dan de lokale illegaal gestookte drank, de zogenaamde ‘moonshine’, kreeg het een goede naam. Die goede naam tijdens de drooglegging zorgde er onder andere voor dat Schotse whisky of ‘Scotch’ synoniem werd met kwaliteitsdrank en voor een grotere populariteit van Schotse whisky in de Verenigde Staten na de drooglegging.